
Zotheid in Vlaamse schilderkunst (Paperback)
Lof der zotheid: over de nar en de zot in de Vlaamse kunst Volgens de middeleeuwse theologen is geloven een zaak van bittere ernst. Humor en deugd moeten wel onverenigbaar zijn, want lachen is onbedwingbaar en ontsnapt aan de controle van de rede. Zedig glimlachen, tot daaraan toe. Maar schateren, grijnzen en grimassen: dat moet het speelveld van de duivel zijn - even verderfelijk als andere onbeheersbare driften, zoals de lichamelijke liefde of de verslaving van de gokker. Dat is het terrein van de boer of de zot. In de late middeleeuwen weet iedere rechtgeaarde stedeling dat het verschil tussen boeren en dwazen gering is. Boeren zijn onnozel, primitief, belust op feesten, schransen, zuipen en seks. De boer is het antivoorbeeld van de gecultiveerde stadsmens, die zijn driften keurig beteugelt - en dus vooral niet te hard mag lachen. Alleen tijdens onnozele-kinderenfeesten of vastenavondvieringen mogen de stedelijke feestvierders hun onderkant tonen. In tegenstelling tot de boer
55,-