Prachtig groot, met de hand gebeeldhouwde leisteen reliëfschijf met de acht voorspoedsymbolen en daarbinnen de mantra Om Mani Pad Me Hum.
Het is een Tibetaanse traditie om de mantra van Chenrezig uit te hakken in stenen, maar ook afbeeldingen van Boeddha, Tara, Zambhala enz. Tibetanen geloven stellig dat dit positieve energie creëert en bescherming biedt. De wind verspreidt de positieve energie ervan naar alle windstreken. Men kan deze afbeelding ook aan de muur hangen.
Om Mani Padme Hum (OMPMH ) is de bekendste en wijdst verspreide Boeddhistische mantra. Iedereen die zich geïnspireerd voelt, kan deze mantra gebruiken. Er is dus geen inwijding van een meester voor nodig. Het opzeggen of zingen van deze mantra brengt je tot rust. Je komt dan weer even tot jezelf.
Letterlijk betekent Om Mani Padme Hum: ‘’Ik eer de parel in de lotus’. De mantra is gericht tot de bodhisatva Avalokitesvara, aan wie om raad en troost wordt gevraagd. Deze is ook de bezitter van het juweel (de wijsheid) in de lotus.
Avalokiteshvara is een Boeddha, die zich vaak als een heilige openbaart. De Boeddha symboliseert een grote kracht van mededogen. Zonder onderscheid en zonder partijdigheid wordt deze Boeddha aan alle voelende wezens geschonken.
De 8 tibetaanse voorspoedsymbolen
Op veel rituele voorwerpen uit Tibet zijn de 8 Tibetaanse voorspoedsymbolen te vinden. Denk bijvoorbeeld aan tingsha's waarop deze symbolen vaak zijn afgebeeld. Maar wat zijn deze voorspoedsymbolen eigenlijk? Waar staan ze voor?
De vaas met schatten; staat voor de rijkdom van de boeddhistische leer maar ook voor lang leven, rijkdom, voorspoed.
De lotus symboliseert veel aspecten van het spirituele pad: hij groeit vanuit de modder en verschijnt schoon aan het oppervlak (zuivering) en geeft een prachtige bloem (verlichting). De knoppen staan voor een ieders potentieel voor de verlichting.
Het overwinningsbanier symboliseert de overwinning op negatieve activiteiten en belemmeringen verricht door lichaam, spraak en geest. Het banier getuigt van de volledige overwinning van de Dharma (leer van de Boeddha) op de krachten van het kwade in onszelf.
De parasol symboliseert de bescherming van de Dharma voor voelende wezens tegen de verschroeiende zonnestralen (het lijden). De parasol behoedt hen voor ziekten, obstakels, ongelukken, boze geesten etc. Ook is de parasol het symbool voor de verfrissing van de schaduw van positieve daden.
Het Dharmawiel symboliseert het in beweging zetten van de Dharma, oftewel de Leer van de Boeddha en de verspreiding ervan.
De gouden vissen staan oorspronkelijk voor de rivieren de Ganges en Yamuna in India, maar nu zijn ze een algemeen symbool voor voorspoed. Ook staan de vissen symbool voor het feit dat mensen die Dharma (Leer van de Boeddha) beoefenen niet bang hoeven zijn om te verdrinken in de oceaan van lijden, en zich vrij zullen kunnen bewegen als vissen in het water.
De oneindige knoop stelt de onderlinge afhankelijkheid van alles voor, vooral van de beoefening van de Boeddhistische leer en van de steun die dit aan de samenleving geeft. Zonder begin of einde, stelt hij ook de eindeloze wijsheid van de Boeddha voor.
De schelp symboliseert de diepe klank van de Leer van Boeddha, die alle voelende wezens wekt uit hun slaap van onwetendheid en hen aanspoort om hun eigen welzijn en dat van anderen na te streven.
