
Toen dichters over engelen droomden (Paperback)
In Toen dichters over engelen droomden speelt de weemoed een rol. Niet de sentimentele, op louter gevoel gebaseerde, hang naar iets dat geweest is. Maar meer de onvermijdelijkheid van een voortrollende tijd. De jeugd komt in beeld als een afscheid. Liefdes zijn voorbij gegaan en ook de tijd waarin dichters hadden afgesproken nooit meer over iets triviaals te reppen, zoals in het titelgedicht. Ook geluid speelt een rol in deze bundel gedichten van Karel Wasch. Bijvoorbeeld van een piano die neerstort. Maar ook bezoekt de dichter een kerkhof en hoort hij daar kattengejank. Zijn jeugd herinnert hij zich als de blik op een zeppelin, die licht snorrend langskomt. Maar natuurlijk wordt hij in de steek gelaten en waagt hij zich aan het mysterie van een scheppingsproces. Zijn oude vriend, de schilder Erik, duikt weer even op, maar is nu vervangen door de geniale dichter Grotius uit het titelgedicht. Wasch zit dicht tegen zijn eigen belevenissen aan. Hij schept ook afstand en doet gelukkig aan
17,50