
Revisor 33 (Paperback)
'Dat ik altijd een waarnemer ben geweest, ongeacht mijn begeerte,' bedenkt de verteller in Manon Uphoffs De spelers (2009). Misschien is dat het gevolg van de combinatie angst en nieuwsgierigheid, die bij Uphoff niet zelden gepaard gaan met ervaring, of tenminste superieure empathie. Wie schrijft er zo beeldend, zo fysiek, in een continu spel met de paradoxen van schoonheid en gruwel? Wie doorziet de mechanismen van families zozeer, en drijft die door tot in het schier onvoorstelbare? Wie, ten slotte, laat meisjes en vrouwen in gelijke mate kwetsbaar en krachtig door levens van seks en geweld lopen, rennen, vallen, vliegen? Dat was al zo in het openingsverhaal van Uphoffs debuut Begeerte (1995), dat is des te meer in haar magnum opus Vallen is als vliegen (2019). Dit nummer van De Revisor is gewijd aan het oeuvre van Manon Uphoff (1962), een van de interessantste schrijvers van de Nederlandse literatuur. Drie essays - van de academica, de vertaler, en van de oud-collega - onderzoeken
14,50